BEKIJK HIER DE FOTO'S |
+14 ° C +15° +11° Chicago Monday, 18
See 7-Day Forecast |
INFO:
Ongetwijfeld is het jaarlijkse Chicago Blues Festival één der grootste bluesfestivals in de wereld, en al zeker het grootse van alle muziek festivals in Chicago. Gedurende drie dagen (vroeger vier) bezoeken honderd duizenden bezoekers uit de hele wereld Grant Park om er de "fine fleur" van de blues scene te aanschouwen.
Hieronder een verslag van Nanny Kajuiter, meer te lezen op de site: blueswereld.com
Chicago Blues Festival 2008 – Grant Park, Chicago 5 t/m 8 juni. Aantal bezoekers ± 700.000
Het 25e Chicago Blues Festival trok minder bezoekers dan zou worden verwacht, al waren er dit jaar opmerkelijk veel Europeanen.
De eerste broeierige dag van het jubileumfestival werd traditiegetrouw geopend door Blues in the Schools en The Stone Academy All Stars op Front Porch Stage, onder leiding van Erwin Helfer (pno), Eric Noden (gtr) en Katherine Davis (voc). Het is altijd weer een vertederende aanblik om de kinderen zo fanatiek bezig te zien.
Op Crossroads Stage, een groter podium, is JW Williams Blues Band in actie met Patricia Scott als hoofdmoot. Patricia is een voortreffelijke zangeres die werkelijk alles in huis heeft. Ze heeft een krachtige stem, wijkt nooit van de blues af en is een ervaren entertainer.
We verlaten Crossroads om een kijkje te nemen op Louisiana Bayou Station and Social Club, waar Louisiana Red (gtr/voc) op akoestische gitaar speelt. Red behoort tot de oude garde en na een jaar afwezig te zijn geweest treedt hij vandaag zelfs twee keer op. Hij is gekleed in een modieus rood colbert waarbij zijn zwart geverfde haardos goed afsteekt. Red zingt een paar nummers van zijn laatste CD waarbij hij heftig de maat stampt met zijn voeten.
Wayne Baker Brooks (gtr/voc) en Nick Byrd (gtr/voc) speelden niet op een podium maar in de hoek van een stand. Wanneer je de stand aan de linkerkant voorbij liep zag je ze niet eens zitten. Zij vielen op door subliem gitaarspel.
Mississippi Juke Joint heeft géén verhoogd podium. Wil je het daar goed zien is het een kwestie van op tijd zijn. De set heeft als thema: A Day with Jimmy Burns featuring the Chicago Blues Round Robin. Op het moment dat ik aan kom lopen zitten er acht musici keurig naast elkaar.
Dave Katzman (gtr)
Jimmy Burns (gtr/voc)
John Primer (gtr/voc)
Kenny Smith (dms)
E.G. McDaniel (staande bas)
Willie ‘Big Eyes’ Smith (hrc/voc)
Carl Weathersby (gtr/voc)
Steve Doyle (lapdobro)
Zelden heb ik zo’n leuke akoestische set gezien. Ook de muzikanten zelf beleefden een hoop plezier aan hun gezamenlijk optreden. Kenny Smith kondigt zijn song “What is Wrong” aan waarop John Primer inhaakt: “What is wrong? We need water, that is wrong!”
Gewapend met een koele ‘Bud Light’ begeef ik mij naar Front Porch voor het optreden van de 93 jarige David ‘Honeyboy’ Edwards and Friends. Friends zijn de linkshandige gitarist Paul Kaye, Billy Branch (hrc), Louisiana Red (gtr), Aron Burton (bas), Johnny ‘Yard Dog’ Jones (hrc) en Michael Frank (hrc). Nu zien wij Honeyboy ieder jaar wel ergens maar niet met deze bezetting. Honeyboy opent met “Little Boy Blue” gevolgd door “Hey baby, that’s all right”. Daarna is het steeds een wisseling van artiesten wat voor veel variatie zorgt.
Nieuw op het festival is Maxwell Street Corner podium. Het is opgezet als eerbetoon voor Maxwell Street Market, waar zoveel bluesartiesten hun loopbaan zijn begonnen. Vanmiddag speelt Piano C. Red keyboard vanuit zijn rolstoel. In het verleden speelde Red iedere zondagmorgen op Maxwell Street. Zelfs op de nieuw gecreëerde Markt op Canal Street speelde hij nog regelmatig.
Keith Frank and the Soileau Zydeco Band voldoen niet aan mijn verwachtingen. Een zydeco band moet swingen en bruisen. Geijkte songs als “Linda Lu,” “Going down slow” en “Sweet Home Chicago” behoren niet tot de Louisiana sound. Slechts in “Do you wanna dance” door Keith Frank (acc/gtr/voc) is het zydeco ritme herkenbaar.
Op Front Porch begint het feest der herkenning “Pinetop Perkins with friends”. Aanwezig zijn Frank Krakowski (rhythmgtr), Bob Stroger (bas), Willie ‘Big Eyes’ Smith (hrc/voc), Bob Margolin (gtr/voc) en Kenny Smith (dms). Willie Smith opent de set en zingt voornamelijk eigen nummers. Het is iedere keer weer een feest om deze enthousiaste man bezig te zien. Zoals hij “Tell Me Mama” zingt kan niemand het, ook al is het soms niet helemaal loepzuiver. Bob Margolin, die op zich geen prettige stem heeft, zingt “Going to Chicago”. Hij staat even stil bij het overlijden van Bo Diddley en zingt dan Diddley’s song “Who Do You Love’. Daar is ie dan, de 95 jarige Pinetop Perkins. Pinetop is een levende legende die alleen al door aanwezig te zijn gerespecteerd wordt. Pinetop speelt zijn vertrouwde nummers waaronder “Down in Mississippi”, “How Long Blues”, “Big Fat Mama” en eindigt met “Got my mojo working”.
Op Petrillo Music Shell, het grote hoofdpodium, volgen we de verrichtingen van Duke Robillard’s Tribute to Louis Jordan, met Plas Johnson (sax) en Red Holloway (sax). Hoewel ik vreesde dat Robillard er een jazzsessie van zou maken, viel dat reuze mee. Wat we zagen was een gedreven gitarist die boeide van begin tot eind.
Aan Johnny Winter (gtr/voc) en James Cotton (hrc) de eer deze eerste festivaldag af te sluiten. Een tenger en fragiel uitziende Winter nam plaats op een stoel waar hij een uur lang bleef zitten. Dat betekende weinig actie. Zelfs oogcontact met het publiek zat er niet in. Winter hield de ogen grotendeels gesloten. Ondanks deze houterige vertoning viel er veel van Winters optreden te genieten. James Cotton heeft de leeftijd niet meer om wilde capriolen uit te halen, maar was desalniettemin een stuk beweeglijker.
De keuze op de tweede festivaldag was snel gemaakt. Het werd Louisiana Bayou Stage waar Reginald Cooper (hrc/voc), Rick Kreher (gtr) en Twist Turner (dms) mij een genoeglijk uurtje bezorgden. Reginald werkte bekende songs zoals “My Babe”, “Blues with a Feelin’” en “That’s alright” af. Cooper is in staat om diepe warme gevoelens te vermengen met kippenvel en leg dat nou maar eens uit. Het is simpelweg genieten.
Een Nederlandse aangelegenheid op Front Porch. De Amerikaanse pianist/zanger Little Willie Littlefield die al jaren in ons land woont, werd begeleid door een Nederlandse formatie. De BluesCrowns is de eerste Nederlandse en tweede Europese band (er speelde al eens een band uit IJsland) die dit festijn meemaakt. Willie was blij weer “Home” te zijn en zette in met “Sweet Home Chicago”. Daarna gaat Willie over op de New Orleans sound die hij uitstekend beheerst. Tijdens de song "One scotch, one bourbon, one beer” heft Daan Prevoo (sax/hrc) spontaan zijn biertje. Na een paar spetterende boogie woogie’s heeft Willie het publiek op zijn hand en kan de set niet meer stuk.
Les Getrex and Creole Cookin’ op Louisiana Bayou openen met “Blueberry Hill”. Hoewel allen in de regio Chicago woonachtig zijn, is de swampblues het belangrijkste in hun repertoire.
Pianist Omar Shariff ziet er hip uit in zijn kleurige outfit. Hij zingt bekende liedjes als “One scotch, one bourbon”, “Lucy Brown”, “Mustang Sally” en Bobby Blands “Members Only”. Hij doet het heel aardig maar de vonken vliegen er niet vanaf.
Op Crossroads staat Larry Taylor (voc) gereed en aansluitend The Taylor Family Band.Tijdens Larry’s set is de begeleiding in handen van Barrelhouse Bonni (pno), Tim Taylor (dms), Willie Davis (gtr) en Joe Henderson (bas). Larry is zich de laatste jaren meer op soul gaan richten en daarom staat zijn show op zichzelf. Bij The Taylor Family wordt Willie Davis vervangen door Carlos Showers en komt broer Eddie Taylor Jr. (gtr/voc) er bij. Het is altijd leuk om de sympatieke Taylors bezig te zien. Van de dames Taylor heeft eigenlijk alleen Demetria een aardige stem. Zij zingt “Voodoo Woman”, “I’m a woman” en voor haar mentor Koko Taylor zingt ze “Wang Dang Doodle”. Na Brenda Taylor die “Baby what you want me to do” zingt, verkas ik naar de Tear Drop Session. In deze set wisselen de muzikanten voortdurend. Tijdens mijn aanwezigheid staat JB Ritchie op de bühne en zingt “Nineteen Years Old”. Hij begeleid zichzelf uitstekend op gitaar.
Op Mississippi Juke Joint zingt Guy King (gtr/voc) samen met bassist Patrick McKeever een Howlin’ Wolf song en drummer Kenny Smith vindt het tijd voor wat B.B. King nummers omdat die hier zaterdag komt, zo vertelt hij. Vadertje tijd dwingt mij een keuze te maken en daarom spoed ik me snel naar Petrillo. “Blast from the past” luidt hier het thema met Cicero Blake (voc), Ruby Andrews (voc) en Sugar Pie De Santos (voc). Cicero Blake zingt overwegend soulachtige nummers. Sugar Pie De Santos ziet er uit als een opgetuigde kerstboom en zingen is ze al lang verleerd.
Grote act vanavond is Eddy ’The Chief’ Clearwater met special quests, Lonnie Brooks (gtr/voc), Jimmy Johnson (gtr/voc) Ronnie Baker Brooks (gtr/voc), Otis Clay (voc) en Billy Branch (hrc/voc). De linkshandig spelende Clearwater is geheel in het wit gekleed en hij heeft er zichtbaar plezier in. Wanneer alle gasten solo hebben gespeeld keert Eddy terug als de echte Chief met Indianentooi. Een tijdlang was dit niet toegestaan maar blijkbaar is het tij gekeerd. Eddy zingt nummers van zijn nieuwe CD ‘West Side Strut’ die hij en passant aanprijst en daarbij Alligator baas Bruce Iglauer een pluim geeft. Aan het eind wordt gezamenlijk “Let the good times roll” gezongen.
Finalist voor vanavond is Chicago’s eigen ‘Queen of the blues’ Koko Taylor and her Blues Machine. The Blues Machine bestaande uit: Vino Louden (gtr/voc), Shun Kikuta (gtr), Pooky Styx (dms), Stanley Banks (pno) en Melvin Smith (bas). In het verleden gingen de oordoppen er in wanneer Vino Louden de eerste akkoorden uit zijn gitaar liet knallen, nu was het Skun Kikuta die het rampenplan geluid overnam. Gelukkig speelt hij niet lang solo. Het duelleren met Vino is in ieder geval een prettige herrie. Nadat de heren het nodige ramp- en stampwerk hebben gespeeld komt een zeer vitaal uitziende Koko Taylor het podium op. Ze ziet er prachtig uit in haar goudkleurige robe en modieuze pruik. Traditiegetrouw opent ze met “Let the good times roll”. Koko werkt haar bekende songs af en wordt daarbij nauwlettend in de gaten gehouden door haar dochter Joyce Threatt die Koko van flesjes water voorziet. Het is mijn plicht om voor haar te zorgen, vertelt Joyce me later. De lieveling van het publiek sluit af met “I am a woman.”
Op de derde festivaldag zorgen Shorty Mack and the Magnificent R&B Band voor een portie soul op Front Porch.
Op hetzelfde podium verschijnt Liz Mandeville (gtr/voc) and The BluesCrowns. Liz is door de jaren heen opgeklommen tot een volwaardig entertainer die zichzelf goed weet te verkopen. Ze zingt de titelsong van haar laatste CD “Red Top”. Van de CD “Back in love again” zingt ze een lied dat ze speciaal voor haar hond heeft geschreven. Het houdt niet op met de dierenliefde want ook voor haar kat en andere katten liefhebbers volgt “Scratch My Cat”.
Drifting and Drifting is het enige nummer dat ik van Guy Davis (gtr/voc) kan beluisteren om vooral niets te missen van Chick Rodgers. De timing is perfect. Terwijl de band al speelt, kan ik nog even met Chick praten voordat ze de planken op moet. Ze vertelt enthousiast over haar nieuwe CD en laat verder alles aan Joyce Threatt over, die nu officieel haar manager is. Chick is gekleed in een wit/groene jurk met bijpassende slippers. Ze opent met “Let the good times roll” en met dit handelsmerk van Koko Taylor heeft ook zij meteen het publiek aan haar voeten. Chick heeft voor een totaal andere opzet gekozen. De gospels van een jaar geleden zijn verdwenen, evenals de band. Haar bezetting bestaat nu uit: Kenny Hampton (bas), Shun Kikuta (leadgtr), Anthony Space (keyboard) en Brian Palmer (dms). Chick zingt bekende nummers zoals “Little Red Rooster”, “ Bring it on home”, “Mojo Workin’”, “I sing the blues for you”, “The thrill is gone” en “Sweet Home Chicago”. Alleen “Song for Obama” is nieuw en hij moet volgens Chick de nieuwe president worden.
Op Front Porch een onderonsje tussen vader en dochter. Otis Taylor (gtr/hrc/voc) speelde deze keer voornamelijk op harmonica en dat deed hij heel aardig. Dochter Cassie Taylor op bas, Anne Harris viool, Guy Davis ook op harmonica, Don Vappie banjo en op gitaar John Richardson. Otis Taylor heeft zo zijn eigen afwijkende stijl binnen de blues, dat neigt naar een combinatie van folk-en countryblues. Daarvan is nu geen sprake. Taylor bracht een ode aan Bo Diddley en speelde in Bo’s stijl.
Op Petrillo, waar vanavond de optredens een uur vroeger beginnen, barst het vuurwerk los, wanneer Lil’Ed and the Blues Imperials het podium onveilig maken. Bekkentrekker Ed Williams (gtr/voc) is altijd het bruisende middelpunt in de band. Zodra hij op de planken staat is het feest. Ed zingt niet het afgezaagde repertoire, maar heeft altijd leuke eigen nummers waaronder “Chicken and Biscuits”.
Barbara Lynn (gtr/voc) draait al jaren mee in het soul circuit. Zij heeft met veel bekende artiesten gespeeld. Na haar prachtig gezongen “Tell me what I say” verlaten wij vroegtijdig de set vanwege de regen.
Op de laatste festivaldag hebben we relatief weinig optredens gezien. Dit had te maken met langdurige regenval en enkele onweersbuien. Op Front Porch zingt Marie Knight religieus getinte liederen. Nu is het vandaag wel zondag maar voor mij hoeft zij dit niet uit te dragen.
Op Mississippi Juke Joint is het beter vertoeven. Hier speelt het duo Cedric Burnside (dms) en Lightnin’ Malcolm (gtr/voc). Malcolm speelt relaxte Delta blues al meent Burnside dit te moeten overtreffen door harder dan nodig is, op de bekkens te slaan.
T-Model Ford (gtr/voc) en kleinzoon Stud (dms) spelen op hetzelfde podium. Ford heeft er zin in, al laat hij iets te vaak weten dat het Jack Daniels time is, waarop de whiskyfles tevoorschijn wordt gehaald. Als T-Model “Gibsy Woman” inzet is Stud even in gedachten verzonken en begint hij te laat met drummen. Ook bij “Big Boss Man” drumt hij wat eentonig. Verder niets dan goeds over deze serieuze 10-jarige slagwerker.
Op Petrillo start Karen Carroll (gtr/voc). Karen ken ik alleen als zangeres in bluesclubs. Verrassend is dat ze hier gitaar speelt. Ze zingt bekende songs en enkele gospels. Nog verrassender is de 8-koppige band van Charlie Love en de uitstekend spelende Lurrie Bell.
Verbazing alom bij het zien en vooral luisteren naar Magic Slim (gtr/voc), die in topvorm verkeerd. Vorig jaar had ik hem volledig afgeschreven, maar nee hoor, hij is helemaal terug. Meer dan een bassist en drummer als begeleiding heeft Slim niet nodig. Het is weer als vanouds genieten van nummers als “Fannie May” en “Before you accuse me (take a look at yourself).
Pianist/zanger Little Willie Littlefield heeft al vaker in zijn eentje het hoofdpodium gevuld. Moet je dat nu wel doen hoor ik om mij heen zeggen, slechts één entertainer op het grote podium. Voor Willie is het geen probleem. Hij opent met “Sweet Home Chicago” een leuke binnenkomer, ware het niet dat we dit al tig keer hebben gehoord de afgelopen dagen. Daarna volgt “Kansas City” en het mooie “New Orleans Blues”. Na de opzwepende boogie woogie’s eindigt Willie met “Going Down Slow”.
Afsluiter B.B. King laat eerst zijn band geruime tijd spelen. Dan is het zover en komt King de bühne op. Voordat hij naar zijn gereedstaande stoel gaat, buurt hij eerst met Buddy Guy en Lonnie Brooks, die in een hoek van het podium zitten. Buddy Guy loopt samen met festivalorganisator Barry Dolins naar de microfoon en spreken over en weer lovende woorden. Op de 25e festival hoort dit circus er kennelijk allemaal bij. Uiteindelijk zit King op zijn stoel en praat nog even door. Wanneer hij de eerste akkoorden aanslaat reageert het publiek uitbundig. King speelt op zijn kenmerkende manier zoals hij altijd heeft gedaan en ik hoor nauwelijks verschil met 20 jaar geleden toen hij hier ook de headliner was. Zijn onvermijdelijke “The thrill is gone” wordt met gejuich ontvangen. Het publiek is door het dolle heen. B.B. is er, zelfs al had hij geen noot meer gespeeld, zijn aanwezigheid alleen al was voor velen de kick van het festival.
Nanny Kajuiter.
Hieronder een verslag van Nanny Kajuiter, meer te lezen op de site: blueswereld.com
Chicago Blues Festival 2008 – Grant Park, Chicago 5 t/m 8 juni. Aantal bezoekers ± 700.000
Het 25e Chicago Blues Festival trok minder bezoekers dan zou worden verwacht, al waren er dit jaar opmerkelijk veel Europeanen.
De eerste broeierige dag van het jubileumfestival werd traditiegetrouw geopend door Blues in the Schools en The Stone Academy All Stars op Front Porch Stage, onder leiding van Erwin Helfer (pno), Eric Noden (gtr) en Katherine Davis (voc). Het is altijd weer een vertederende aanblik om de kinderen zo fanatiek bezig te zien.
Op Crossroads Stage, een groter podium, is JW Williams Blues Band in actie met Patricia Scott als hoofdmoot. Patricia is een voortreffelijke zangeres die werkelijk alles in huis heeft. Ze heeft een krachtige stem, wijkt nooit van de blues af en is een ervaren entertainer.
We verlaten Crossroads om een kijkje te nemen op Louisiana Bayou Station and Social Club, waar Louisiana Red (gtr/voc) op akoestische gitaar speelt. Red behoort tot de oude garde en na een jaar afwezig te zijn geweest treedt hij vandaag zelfs twee keer op. Hij is gekleed in een modieus rood colbert waarbij zijn zwart geverfde haardos goed afsteekt. Red zingt een paar nummers van zijn laatste CD waarbij hij heftig de maat stampt met zijn voeten.
Wayne Baker Brooks (gtr/voc) en Nick Byrd (gtr/voc) speelden niet op een podium maar in de hoek van een stand. Wanneer je de stand aan de linkerkant voorbij liep zag je ze niet eens zitten. Zij vielen op door subliem gitaarspel.
Mississippi Juke Joint heeft géén verhoogd podium. Wil je het daar goed zien is het een kwestie van op tijd zijn. De set heeft als thema: A Day with Jimmy Burns featuring the Chicago Blues Round Robin. Op het moment dat ik aan kom lopen zitten er acht musici keurig naast elkaar.
Dave Katzman (gtr)
Jimmy Burns (gtr/voc)
John Primer (gtr/voc)
Kenny Smith (dms)
E.G. McDaniel (staande bas)
Willie ‘Big Eyes’ Smith (hrc/voc)
Carl Weathersby (gtr/voc)
Steve Doyle (lapdobro)
Zelden heb ik zo’n leuke akoestische set gezien. Ook de muzikanten zelf beleefden een hoop plezier aan hun gezamenlijk optreden. Kenny Smith kondigt zijn song “What is Wrong” aan waarop John Primer inhaakt: “What is wrong? We need water, that is wrong!”
Gewapend met een koele ‘Bud Light’ begeef ik mij naar Front Porch voor het optreden van de 93 jarige David ‘Honeyboy’ Edwards and Friends. Friends zijn de linkshandige gitarist Paul Kaye, Billy Branch (hrc), Louisiana Red (gtr), Aron Burton (bas), Johnny ‘Yard Dog’ Jones (hrc) en Michael Frank (hrc). Nu zien wij Honeyboy ieder jaar wel ergens maar niet met deze bezetting. Honeyboy opent met “Little Boy Blue” gevolgd door “Hey baby, that’s all right”. Daarna is het steeds een wisseling van artiesten wat voor veel variatie zorgt.
Nieuw op het festival is Maxwell Street Corner podium. Het is opgezet als eerbetoon voor Maxwell Street Market, waar zoveel bluesartiesten hun loopbaan zijn begonnen. Vanmiddag speelt Piano C. Red keyboard vanuit zijn rolstoel. In het verleden speelde Red iedere zondagmorgen op Maxwell Street. Zelfs op de nieuw gecreëerde Markt op Canal Street speelde hij nog regelmatig.
Keith Frank and the Soileau Zydeco Band voldoen niet aan mijn verwachtingen. Een zydeco band moet swingen en bruisen. Geijkte songs als “Linda Lu,” “Going down slow” en “Sweet Home Chicago” behoren niet tot de Louisiana sound. Slechts in “Do you wanna dance” door Keith Frank (acc/gtr/voc) is het zydeco ritme herkenbaar.
Op Front Porch begint het feest der herkenning “Pinetop Perkins with friends”. Aanwezig zijn Frank Krakowski (rhythmgtr), Bob Stroger (bas), Willie ‘Big Eyes’ Smith (hrc/voc), Bob Margolin (gtr/voc) en Kenny Smith (dms). Willie Smith opent de set en zingt voornamelijk eigen nummers. Het is iedere keer weer een feest om deze enthousiaste man bezig te zien. Zoals hij “Tell Me Mama” zingt kan niemand het, ook al is het soms niet helemaal loepzuiver. Bob Margolin, die op zich geen prettige stem heeft, zingt “Going to Chicago”. Hij staat even stil bij het overlijden van Bo Diddley en zingt dan Diddley’s song “Who Do You Love’. Daar is ie dan, de 95 jarige Pinetop Perkins. Pinetop is een levende legende die alleen al door aanwezig te zijn gerespecteerd wordt. Pinetop speelt zijn vertrouwde nummers waaronder “Down in Mississippi”, “How Long Blues”, “Big Fat Mama” en eindigt met “Got my mojo working”.
Op Petrillo Music Shell, het grote hoofdpodium, volgen we de verrichtingen van Duke Robillard’s Tribute to Louis Jordan, met Plas Johnson (sax) en Red Holloway (sax). Hoewel ik vreesde dat Robillard er een jazzsessie van zou maken, viel dat reuze mee. Wat we zagen was een gedreven gitarist die boeide van begin tot eind.
Aan Johnny Winter (gtr/voc) en James Cotton (hrc) de eer deze eerste festivaldag af te sluiten. Een tenger en fragiel uitziende Winter nam plaats op een stoel waar hij een uur lang bleef zitten. Dat betekende weinig actie. Zelfs oogcontact met het publiek zat er niet in. Winter hield de ogen grotendeels gesloten. Ondanks deze houterige vertoning viel er veel van Winters optreden te genieten. James Cotton heeft de leeftijd niet meer om wilde capriolen uit te halen, maar was desalniettemin een stuk beweeglijker.
De keuze op de tweede festivaldag was snel gemaakt. Het werd Louisiana Bayou Stage waar Reginald Cooper (hrc/voc), Rick Kreher (gtr) en Twist Turner (dms) mij een genoeglijk uurtje bezorgden. Reginald werkte bekende songs zoals “My Babe”, “Blues with a Feelin’” en “That’s alright” af. Cooper is in staat om diepe warme gevoelens te vermengen met kippenvel en leg dat nou maar eens uit. Het is simpelweg genieten.
Een Nederlandse aangelegenheid op Front Porch. De Amerikaanse pianist/zanger Little Willie Littlefield die al jaren in ons land woont, werd begeleid door een Nederlandse formatie. De BluesCrowns is de eerste Nederlandse en tweede Europese band (er speelde al eens een band uit IJsland) die dit festijn meemaakt. Willie was blij weer “Home” te zijn en zette in met “Sweet Home Chicago”. Daarna gaat Willie over op de New Orleans sound die hij uitstekend beheerst. Tijdens de song "One scotch, one bourbon, one beer” heft Daan Prevoo (sax/hrc) spontaan zijn biertje. Na een paar spetterende boogie woogie’s heeft Willie het publiek op zijn hand en kan de set niet meer stuk.
Les Getrex and Creole Cookin’ op Louisiana Bayou openen met “Blueberry Hill”. Hoewel allen in de regio Chicago woonachtig zijn, is de swampblues het belangrijkste in hun repertoire.
Pianist Omar Shariff ziet er hip uit in zijn kleurige outfit. Hij zingt bekende liedjes als “One scotch, one bourbon”, “Lucy Brown”, “Mustang Sally” en Bobby Blands “Members Only”. Hij doet het heel aardig maar de vonken vliegen er niet vanaf.
Op Crossroads staat Larry Taylor (voc) gereed en aansluitend The Taylor Family Band.Tijdens Larry’s set is de begeleiding in handen van Barrelhouse Bonni (pno), Tim Taylor (dms), Willie Davis (gtr) en Joe Henderson (bas). Larry is zich de laatste jaren meer op soul gaan richten en daarom staat zijn show op zichzelf. Bij The Taylor Family wordt Willie Davis vervangen door Carlos Showers en komt broer Eddie Taylor Jr. (gtr/voc) er bij. Het is altijd leuk om de sympatieke Taylors bezig te zien. Van de dames Taylor heeft eigenlijk alleen Demetria een aardige stem. Zij zingt “Voodoo Woman”, “I’m a woman” en voor haar mentor Koko Taylor zingt ze “Wang Dang Doodle”. Na Brenda Taylor die “Baby what you want me to do” zingt, verkas ik naar de Tear Drop Session. In deze set wisselen de muzikanten voortdurend. Tijdens mijn aanwezigheid staat JB Ritchie op de bühne en zingt “Nineteen Years Old”. Hij begeleid zichzelf uitstekend op gitaar.
Op Mississippi Juke Joint zingt Guy King (gtr/voc) samen met bassist Patrick McKeever een Howlin’ Wolf song en drummer Kenny Smith vindt het tijd voor wat B.B. King nummers omdat die hier zaterdag komt, zo vertelt hij. Vadertje tijd dwingt mij een keuze te maken en daarom spoed ik me snel naar Petrillo. “Blast from the past” luidt hier het thema met Cicero Blake (voc), Ruby Andrews (voc) en Sugar Pie De Santos (voc). Cicero Blake zingt overwegend soulachtige nummers. Sugar Pie De Santos ziet er uit als een opgetuigde kerstboom en zingen is ze al lang verleerd.
Grote act vanavond is Eddy ’The Chief’ Clearwater met special quests, Lonnie Brooks (gtr/voc), Jimmy Johnson (gtr/voc) Ronnie Baker Brooks (gtr/voc), Otis Clay (voc) en Billy Branch (hrc/voc). De linkshandig spelende Clearwater is geheel in het wit gekleed en hij heeft er zichtbaar plezier in. Wanneer alle gasten solo hebben gespeeld keert Eddy terug als de echte Chief met Indianentooi. Een tijdlang was dit niet toegestaan maar blijkbaar is het tij gekeerd. Eddy zingt nummers van zijn nieuwe CD ‘West Side Strut’ die hij en passant aanprijst en daarbij Alligator baas Bruce Iglauer een pluim geeft. Aan het eind wordt gezamenlijk “Let the good times roll” gezongen.
Finalist voor vanavond is Chicago’s eigen ‘Queen of the blues’ Koko Taylor and her Blues Machine. The Blues Machine bestaande uit: Vino Louden (gtr/voc), Shun Kikuta (gtr), Pooky Styx (dms), Stanley Banks (pno) en Melvin Smith (bas). In het verleden gingen de oordoppen er in wanneer Vino Louden de eerste akkoorden uit zijn gitaar liet knallen, nu was het Skun Kikuta die het rampenplan geluid overnam. Gelukkig speelt hij niet lang solo. Het duelleren met Vino is in ieder geval een prettige herrie. Nadat de heren het nodige ramp- en stampwerk hebben gespeeld komt een zeer vitaal uitziende Koko Taylor het podium op. Ze ziet er prachtig uit in haar goudkleurige robe en modieuze pruik. Traditiegetrouw opent ze met “Let the good times roll”. Koko werkt haar bekende songs af en wordt daarbij nauwlettend in de gaten gehouden door haar dochter Joyce Threatt die Koko van flesjes water voorziet. Het is mijn plicht om voor haar te zorgen, vertelt Joyce me later. De lieveling van het publiek sluit af met “I am a woman.”
Op de derde festivaldag zorgen Shorty Mack and the Magnificent R&B Band voor een portie soul op Front Porch.
Op hetzelfde podium verschijnt Liz Mandeville (gtr/voc) and The BluesCrowns. Liz is door de jaren heen opgeklommen tot een volwaardig entertainer die zichzelf goed weet te verkopen. Ze zingt de titelsong van haar laatste CD “Red Top”. Van de CD “Back in love again” zingt ze een lied dat ze speciaal voor haar hond heeft geschreven. Het houdt niet op met de dierenliefde want ook voor haar kat en andere katten liefhebbers volgt “Scratch My Cat”.
Drifting and Drifting is het enige nummer dat ik van Guy Davis (gtr/voc) kan beluisteren om vooral niets te missen van Chick Rodgers. De timing is perfect. Terwijl de band al speelt, kan ik nog even met Chick praten voordat ze de planken op moet. Ze vertelt enthousiast over haar nieuwe CD en laat verder alles aan Joyce Threatt over, die nu officieel haar manager is. Chick is gekleed in een wit/groene jurk met bijpassende slippers. Ze opent met “Let the good times roll” en met dit handelsmerk van Koko Taylor heeft ook zij meteen het publiek aan haar voeten. Chick heeft voor een totaal andere opzet gekozen. De gospels van een jaar geleden zijn verdwenen, evenals de band. Haar bezetting bestaat nu uit: Kenny Hampton (bas), Shun Kikuta (leadgtr), Anthony Space (keyboard) en Brian Palmer (dms). Chick zingt bekende nummers zoals “Little Red Rooster”, “ Bring it on home”, “Mojo Workin’”, “I sing the blues for you”, “The thrill is gone” en “Sweet Home Chicago”. Alleen “Song for Obama” is nieuw en hij moet volgens Chick de nieuwe president worden.
Op Front Porch een onderonsje tussen vader en dochter. Otis Taylor (gtr/hrc/voc) speelde deze keer voornamelijk op harmonica en dat deed hij heel aardig. Dochter Cassie Taylor op bas, Anne Harris viool, Guy Davis ook op harmonica, Don Vappie banjo en op gitaar John Richardson. Otis Taylor heeft zo zijn eigen afwijkende stijl binnen de blues, dat neigt naar een combinatie van folk-en countryblues. Daarvan is nu geen sprake. Taylor bracht een ode aan Bo Diddley en speelde in Bo’s stijl.
Op Petrillo, waar vanavond de optredens een uur vroeger beginnen, barst het vuurwerk los, wanneer Lil’Ed and the Blues Imperials het podium onveilig maken. Bekkentrekker Ed Williams (gtr/voc) is altijd het bruisende middelpunt in de band. Zodra hij op de planken staat is het feest. Ed zingt niet het afgezaagde repertoire, maar heeft altijd leuke eigen nummers waaronder “Chicken and Biscuits”.
Barbara Lynn (gtr/voc) draait al jaren mee in het soul circuit. Zij heeft met veel bekende artiesten gespeeld. Na haar prachtig gezongen “Tell me what I say” verlaten wij vroegtijdig de set vanwege de regen.
Op de laatste festivaldag hebben we relatief weinig optredens gezien. Dit had te maken met langdurige regenval en enkele onweersbuien. Op Front Porch zingt Marie Knight religieus getinte liederen. Nu is het vandaag wel zondag maar voor mij hoeft zij dit niet uit te dragen.
Op Mississippi Juke Joint is het beter vertoeven. Hier speelt het duo Cedric Burnside (dms) en Lightnin’ Malcolm (gtr/voc). Malcolm speelt relaxte Delta blues al meent Burnside dit te moeten overtreffen door harder dan nodig is, op de bekkens te slaan.
T-Model Ford (gtr/voc) en kleinzoon Stud (dms) spelen op hetzelfde podium. Ford heeft er zin in, al laat hij iets te vaak weten dat het Jack Daniels time is, waarop de whiskyfles tevoorschijn wordt gehaald. Als T-Model “Gibsy Woman” inzet is Stud even in gedachten verzonken en begint hij te laat met drummen. Ook bij “Big Boss Man” drumt hij wat eentonig. Verder niets dan goeds over deze serieuze 10-jarige slagwerker.
Op Petrillo start Karen Carroll (gtr/voc). Karen ken ik alleen als zangeres in bluesclubs. Verrassend is dat ze hier gitaar speelt. Ze zingt bekende songs en enkele gospels. Nog verrassender is de 8-koppige band van Charlie Love en de uitstekend spelende Lurrie Bell.
Verbazing alom bij het zien en vooral luisteren naar Magic Slim (gtr/voc), die in topvorm verkeerd. Vorig jaar had ik hem volledig afgeschreven, maar nee hoor, hij is helemaal terug. Meer dan een bassist en drummer als begeleiding heeft Slim niet nodig. Het is weer als vanouds genieten van nummers als “Fannie May” en “Before you accuse me (take a look at yourself).
Pianist/zanger Little Willie Littlefield heeft al vaker in zijn eentje het hoofdpodium gevuld. Moet je dat nu wel doen hoor ik om mij heen zeggen, slechts één entertainer op het grote podium. Voor Willie is het geen probleem. Hij opent met “Sweet Home Chicago” een leuke binnenkomer, ware het niet dat we dit al tig keer hebben gehoord de afgelopen dagen. Daarna volgt “Kansas City” en het mooie “New Orleans Blues”. Na de opzwepende boogie woogie’s eindigt Willie met “Going Down Slow”.
Afsluiter B.B. King laat eerst zijn band geruime tijd spelen. Dan is het zover en komt King de bühne op. Voordat hij naar zijn gereedstaande stoel gaat, buurt hij eerst met Buddy Guy en Lonnie Brooks, die in een hoek van het podium zitten. Buddy Guy loopt samen met festivalorganisator Barry Dolins naar de microfoon en spreken over en weer lovende woorden. Op de 25e festival hoort dit circus er kennelijk allemaal bij. Uiteindelijk zit King op zijn stoel en praat nog even door. Wanneer hij de eerste akkoorden aanslaat reageert het publiek uitbundig. King speelt op zijn kenmerkende manier zoals hij altijd heeft gedaan en ik hoor nauwelijks verschil met 20 jaar geleden toen hij hier ook de headliner was. Zijn onvermijdelijke “The thrill is gone” wordt met gejuich ontvangen. Het publiek is door het dolle heen. B.B. is er, zelfs al had hij geen noot meer gespeeld, zijn aanwezigheid alleen al was voor velen de kick van het festival.
Nanny Kajuiter.