Helena
Arkansas Blues and Heritage Festival
DE FOTO'S
INFO:
Arkansas Blues and Heritage Festival
8 t/m 10 oktober 2009 – Cherry Street, Helena Arkansas - publiek: ca. 85.000
Op ons sripje door de Mississippi in het najaar van 2009 hebben we ook het Arkansas Bluesfestival aangedaan.
3 dagen met alle dagen afwisselend weer. Het weer was wel een grote spelbreker maar ja, het waren 3 mooie dagen.
hieronder een verslag van Nanny Kajuiter, van de website blueswereld.com
De regels van het 24e ABHF zijn een beetje veranderd. Voor het eerst moest er entree worden betaald wegens gebrek aan voldoende sponsors.
Op donderdag is alleen het hoofdpodium in gebruik. Dat is wel prettig want dan hoef je niet meteen al een keuze te maken. Overigens is er buiten het podium genoeg te doen en overstemmen de vele bluesbands elkaar in Cherry Street. In het Delta Cultural Center worden films vertoond en er is een schat aan informatie over de Delta blues. Een bezoek aan KFFA’s King Biscuit Time met dj Sonny Payne behoort tot de mogelijkheden en vanuit Bubba’s Blues Corner kun je op afstand al mee genieten. Van de 43 bands hebben we er 30 gezien.
The Hit Men op de brochure vermeld als ‘Emerging Artist’ mocht de opening verrichten. Op drummer W.C. Garrison na, een blanke band die een aardige show neerzette. Zanger/harmonicaspeler David Hudson houdt het voornamelijk bij werk van Sonny Boy Williamson al schuwt hij de Chicago blues niet dat eigenlijk beter bij zijn doordringende stem past.
Kings of the Delta is een aardige formatie afkomstig uit Memphis. Ze spelen uitsluitend soul.
Charlotte Taylor en haar band Gypsy Rain staan vaak op King Biscuit (zoals het festival vroeger heette en nog steeds door iedereen genoemd wordt). Charlotte (voc) is een vrolijke tante die altijd blij is dat ze weer in Helena op het podium staat. Qua kleding ziet Taylor er meestal niet uit maar vandaag heeft ze haar best gedaan en draagt ze een zwarte jurk zonder gaten. Ze heeft een passie voor de blues en dit komt duidelijk in haar songs naar voren.
Mr. Johnnie Billington (gtr/voc) die we gisteren nog in Ground Zero zagen is een bluesartiest van de oude stempel. Het is de eerste volledig zwarte band met de jonge bassist Jeremie Horton en eveneens jeugdige slagwerker Lee Williams. Een spetterende show is het niet en al laat Mr. Billington hier en daar een steek vallen, het is nostalgie van de bovenste plank. Dit is de blues die je kunt verwachten in de Delta en eigenlijk zouden er meer van deze oudjes opgespoord moeten worden. ‘Going Down Slow’ en ‘Every Day I Have The Blues’ gaat hem nog redelijk goed af, de andere songs doet hij bijna in pratende vorm. Het vertrek van Billington verliep niet zonder slag of stoot. Hij kreeg zijn oude Ford Lincoln niet aan de praat en die moest met veel mankracht worden geduwd.
JP Soars & The Red Hots komen uit Florida en met z’n drieën vormen ze een leuke bluesband. John Paul Soars (gtr/voc) is een liefhebber van Johnny ‘Guitar’ Watson en diens stijl is terug te vinden in de keuze van hun songs.
Lucious Spiller (gtr/voc) en harper Rod Gilstrap zitten gemoedelijk naast elkaar op het podium. Spiller speelt en zingt aanvankelijk voornamelijk gospels en gaat later over op blues.
De linkshandige gitarist/zanger Sterling Billingsley, die in Helena woont en ook actief betrokken is bij de organisatie van het festival, heeft harper Stan Street aan zijn band toegevoegd. Dat komt de band ten goede want Billingsley wil nog wel eens van de echte blues afwijken en Stan houdt hem nu mooi in evenwicht.
Dat Lil’ Dave Thompson (gtr/voc) geen goede muzikant is zal ik niet zeggen maar de man boeit me doodeenvoudig niet. Zijn optreden verschilde niet veel met dat van een paar maanden geleden in Chicago en ook daar liep ik niet warm.
Waar ik uitermate warm voor loop is de nu volgende show met niemand minder dan onze eigen Little Boogie Boy. Jawel, op het grote hoofdpodium staat gitarist/zanger Hein Meijer uit Aalsmeer, Nederland in gezelschap van Robert Tooms (keyb/hrc), Doug McMinn (dms), Josh Roberts (bgtr) en later John Primer (gtr/voc). Glimlachend begroet Hein de enorme mensenmassa en zet Albert King’s ‘For The Love Of A Woman’ in. Het publiek reageert onmiddellijk al hebben ze geen idee wie Hein is. Een aantal mensen had ik op de hoogte gesteld over de prestaties van de super virtuoos spelende gitarist uit de lage landen. Het bleek dat ik geen woord teveel had gezegd. ‘He is really good’, vertrouwde bluesfan Lois Clark uit Illinois me toe. Tijdens Hein’s tweede nummer ‘Whole Lotta Lovin’’ zie ik zelfs mensen van hun stoelen opstaan om het allemaal nog beter te zien. Dan komt John Primer het podium op en hij stelt Hein aan het publiek voor: ‘Little Boogie Boy, Hein Meijer from Holland, yeah. Nadat John zijn Epiphone heeft ingeplugd, laat hij Hein nog geruime tijd in de spotlights staan om daarna zelf naar voren te komen. Het is dubbel genieten met deze twee kanjers op één podium. Robert Tooms vindt het helemaal geweldig. Hij verlaat zijn keyboard, pakt z’n camera en loopt regelrecht op Hein af en zoemt in. Op zijn website schrijft Tooms uitgebreid over dit gedenkwaardig optreden.
Of ik nu nog in de ban was van Hein en John of mijn aandacht teveel besteedde aan de dronken mensen die onze stoelen hadden ingenomen en nogal wat last veroorzaakten weet ik niet, maar The Cate Brothers, die de eerste festivaldag afsloten en doorgaans hoog op mijn verlanglijstje staan, viel tegen.
De tweede festivaldag ging gepaard met langdurige regen en daarbij was het ook nog behoorlijk koud. Na alle succes van gisteren was dit een tegenslag voor Little Boogie Boy die vandaag het festival opende op main stage als begeleider van Harmonica Shah. Weer mocht Hein een paar nummers solo spelen en dit keer koos hij de specifieke Howlin’ Wolf sound. Natuurlijk is het opnieuw genieten al blijft de regen een storende factor.
Voor de uiterst vrolijke dansmuziek van zydeco band Kevin Naquin and the Ossum Playboys geldt hetzelfde. Het publiek gaat nu eenmaal niet dansen in deze grote modderpoel.
De hele set van Dave Riley (gtr/voc) is gewijd aan de op 21 september overleden drummer Sam Carr. De trieste gezichten van Dave, Aubrey Morris (dms), Dave Riley Jr. (bgtr) en Big Jack Johnson (gtr/voc) spreken boekdelen. Big Jack Johnson die samen met Sam Carr en Frank Frost deel uitmaakte van de Jelly Roll Kings, zong een ontroerend lied over het leven van Carr.
Tenorsaxofonist James W. ‘Red’ Holloway speelt voornamelijk jazznummers. Het zou een mooie gelegenheid zijn om nu naar het andere podium te gaan waar op dit moment Arthur Williams de dienst uitmaakt. De tocht door de blubber weerhoudt me ervan.
Net op tijd kan de paraplu tijdelijk worden dichtgeklapt voor de ontzettend leuke show van Hubert Sumlin & Willie ‘Big Eyes’ Smith. Willy Smith (hrc/voc) die gekleed is in een lang orange shirt, is de publiekslieveling, ook bij mij kan deze man geen kwaad doen. Zowel Bob Stroger (bgtr) als Willie zijn bepaald geen geschoolde zangers. Al klinkt het bij tijd en wijle zo vals als de neten, deze heren spelen intens de echte Mississippi blues uit de grond van hun hart. Super gitarist Hubert Sumlin wordt eveneens op handen gedragen. Sumlin die jaren in de band van Howlin’ Wolf heeft gespeeld vertolkt hier diens songs. Zwakke schakel in het geheel is drummer Jimmy Mayes die voor Kenny Smith invalt.
Mijn poging om nog een beetje droog te blijven is volkomen mislukt. Ik berg m’n camera op en laat het fotograferen aan Onno over. Zo houden we er tenminste één droog. Zowel voor Billy Boy Arnold als voor Billy Flynn hadden we een foto cd van het optreden in Antwerpen meegenomen. Normaal gesproken is er wel een moment dat je de artiesten kunt benaderen maar met dit hondenweer blijven ze in de afgeschermde ruimte zitten. Pas wanneer beide heren op de bühne staan kan ik ze de cd’s geven. Billy Boy Arnold (gtr/hrc/voc) treedt in Chicago al jaren niet meer op in de bluesclubs. Je komt hem nog wel op festivals tegen zowel als bezoeker en als artiest. Hij schijnt weer in de running te zijn en dat is alleen maar goed. Billy Boy’s zwart geverfde haar steekt goed af bij zijn donkerrode outfit. Hij speelt afwisselend gitaar en mondharmonica. Dit laatste instrument houdt hij op een vreemde manier vast. Met de rechterduim, wijsvinger en linkerduim, alle andere vingers houdt hij rechtop. Bob Stroger, die is blijven bassen, zingt voor de verandering in zijn handdoek die over de microfoon hangt.
De een na laatste set is voor Michael Burks. Michael (gtr/voc) staat garant voor een portie onvervalste blues soms wat ruw van karakter maar altijd boeiend.
Voor afsluiter Bobby Rush lopen we niet meer warm. Zijn onderbroekenlol kennen we zo langzamerhand. We willen nog maar één ding en dat is snel naar het motel, de natte zooi uit en slapen.
Op de derde festivaldag is het koud en ziet de lucht er dreigend uit. Zanger/gitarist Joe Marks van Willie P & The NTO Band is met zijn aandeel in de show op main stage begonnen. Nadat Joe een paar leuke nummers heeft gezongen komt als een super vedette Willie P de planken op. Hij is gekleed in een zwart pak met goudkleurige accessoires van gebit tot schoen en zelfs de microfoon is goudkleurig. Willie’s repertoire bestaat uit stemmige ballades en soul.
Omdat het droog is en op sommige blubberplekken zelfs stro is gelegd maakt het de gang naar andere podia wat gemakkelijker. In Cherry Street is het vandaag een aaneenschakeling van bandjes. Eén daarvan is Little Jimmy Reed (gtr/hrc/voc) die het handig heeft aangepakt en met een geluidsband speelt.
Op Lockwood-Stackhouse stage zit Vince Cheney (gtr/hrc/voc). Vince maakt gebruik van een soort voetdrum dat bestaat uit een plank met rinkelende coladoppen, je moet maar op het idee komen.
Op het hoofdpodium staat intussen Hamilton Loomis (gtr/hrc/voc) het jonge talent uit Galveston, Texas. Loomis is een druk baasje die zijn publiek weet te imponeren. Hij speelt verschillende stijlen en maakt steevast een rondje door het publiek.
Van zangeres Reba Russell krijg ik zo langzamerhand een kunstkop. Niet alleen Reba, maar alle bandleden staan grotendeels met de rug naar hun toeschouwers en kijken alleen elkaar aan. Natuurlijk geniet ik van haar prachtige songs als ‘Move To Mississippi’, ‘I’m Ready’ en het dramatische ‘Send Me to the Electric Chair’ van Bessie Smith maar zing het voor ons en niet voor jezelf!
De meningen zijn vaak verdeeld wanneer één artiest het grote podium moet vullen. Dit is solist John Hammond (gtr/hrc/voc) toevertrouwd. Als iemand je weet te boeien dan maakt de grote van het toneel niet uit. Het was alweer zo’n twintig jaar geleden dat we Hammond voor het laatst in Paradiso in Amsterdam hebben gezien en de man lijkt op zijn grijze haardos na nauwelijks veranderd.
Tussen de optredens door ging ik even een kijkje nemen bij Bob Corritore en Dave Riley, die hun CD “Lucky To Be Living” presenteerden in het Delta Cultural Center.
Een laatste sprint naar Lockwood stage voor de verrichtingen van Spoonfed Blues w/Special Guest. Bob Rowell alias The Mississippi Spoonman heeft een aantal gasten om zich heen verzameld en mede door de gasten is het een leuk optreden. Bob die de set leidt is een matige zanger, hij moet het hebben van z’n geklepper met houten lepels. ‘Did you get the stuff’ vraagt hij na afloop aan me? (Bob wilde z’n dvd naar me opsturen om die te promoten) Ik kan hem geruststellen.
Vaste prik op het festival is Anson Funderburgh & The Rockets met daarin veel nieuwe gezichten. Lee McBee (voc/hrc) kon mij het minst bekoren terwijl duizendpoot Christian Dozzler (acc/key/hrc) zijn vele talenten meer dan waar maakt. Anson (gtr) is een vakman die staat voor kwaliteit. Hij wil nog wel eens funky geluiden presenteren maar vandaag speelt hij uitsluitend blues.
Aan het optreden van Pinetop Perkins & Bob Margolin had nog ‘And Friends’ toegevoegd kunnen worden, want zowel Billy Boy Arnold (hrc), Bob Corritore (hrc) en Billy Flynn (hrc/voc) fleurden mede de show op. Willie Smith die nu slagwerk verricht opent met ‘Big Boss Man’. Na een aantal songs door Margolin komt Pinetop het podium op. Hij speelt zijn vaste liedjes en kijkt daarbij bloedserieus. Dan komt plotseling Billy Flynn het toneel op en gedraagt zich alsof hij de hoofdact is. Dat mag ik wel, de doorgaans verlegen Flynn die hier helemaal uit zijn dak gaat. Wat een spektakel, zelfs Pinetop kijkt ervan op. Perkins zet een lange versie van ‘How Long Blues’ in. Er komt namelijk geen eind aan. Al een paar keer sta ik in de aanslag om een foto te maken zodra hij zijn gezicht van de microfoon afwendt maar dat moment blijft uit want Pinetop begint telkens opnieuw. Margolin krijgt het ook in de gaten, hij komt dichterbij en zet de eind tune in. Pinetop heeft nergens weet van en gaat onverdroten door. Tja, als je 96 bent kan het geheugen je wel eens in de steek laten. Uiteindelijk grijpt Pinetop’s begeleider in. Pinetop staat op van zijn pianokruk en wil het podium verlaten maar dat pikt het publiek niet. Als toegift speelt de super bejaarde pianist ‘Big Fat Mama’.
West-Coast harper Mitch Kashmar opent met het prachtige Sonny Boy Williamson nummer ‘Too Close Together’. Mitch, die begin dit jaar in Nederland optrad, blinkt vooral uit in de felle hoge tonen die hij op zijn mondharmonica weet te blazen. Kashmar heeft een aardige bandbezetting met Steve Edmonson (gtr), Nick Otis (zoon van bandleider Johnny Otis) aan drums en Bill Singletary op basgitaar.
De bandleden van Mitch moeten zich snel omkleden want ze spelen eveneens in de slotact van Jackie Payne & Steve Edmonson. Payne is een soulzanger terwijl trompettist Geechi Taylor en tenorsaxofonist Carl Green de jazz kant op gaan. De combinatie kan ons niet bekoren. We volgen het voorbeeld van de vertrekkende menigte en pakken ons boeltje bijeen. Het festival was super maar dat kunnen we van de weergoden niet zeggen.
Nanny Kajuiter
8 t/m 10 oktober 2009 – Cherry Street, Helena Arkansas - publiek: ca. 85.000
Op ons sripje door de Mississippi in het najaar van 2009 hebben we ook het Arkansas Bluesfestival aangedaan.
3 dagen met alle dagen afwisselend weer. Het weer was wel een grote spelbreker maar ja, het waren 3 mooie dagen.
hieronder een verslag van Nanny Kajuiter, van de website blueswereld.com
De regels van het 24e ABHF zijn een beetje veranderd. Voor het eerst moest er entree worden betaald wegens gebrek aan voldoende sponsors.
Op donderdag is alleen het hoofdpodium in gebruik. Dat is wel prettig want dan hoef je niet meteen al een keuze te maken. Overigens is er buiten het podium genoeg te doen en overstemmen de vele bluesbands elkaar in Cherry Street. In het Delta Cultural Center worden films vertoond en er is een schat aan informatie over de Delta blues. Een bezoek aan KFFA’s King Biscuit Time met dj Sonny Payne behoort tot de mogelijkheden en vanuit Bubba’s Blues Corner kun je op afstand al mee genieten. Van de 43 bands hebben we er 30 gezien.
The Hit Men op de brochure vermeld als ‘Emerging Artist’ mocht de opening verrichten. Op drummer W.C. Garrison na, een blanke band die een aardige show neerzette. Zanger/harmonicaspeler David Hudson houdt het voornamelijk bij werk van Sonny Boy Williamson al schuwt hij de Chicago blues niet dat eigenlijk beter bij zijn doordringende stem past.
Kings of the Delta is een aardige formatie afkomstig uit Memphis. Ze spelen uitsluitend soul.
Charlotte Taylor en haar band Gypsy Rain staan vaak op King Biscuit (zoals het festival vroeger heette en nog steeds door iedereen genoemd wordt). Charlotte (voc) is een vrolijke tante die altijd blij is dat ze weer in Helena op het podium staat. Qua kleding ziet Taylor er meestal niet uit maar vandaag heeft ze haar best gedaan en draagt ze een zwarte jurk zonder gaten. Ze heeft een passie voor de blues en dit komt duidelijk in haar songs naar voren.
Mr. Johnnie Billington (gtr/voc) die we gisteren nog in Ground Zero zagen is een bluesartiest van de oude stempel. Het is de eerste volledig zwarte band met de jonge bassist Jeremie Horton en eveneens jeugdige slagwerker Lee Williams. Een spetterende show is het niet en al laat Mr. Billington hier en daar een steek vallen, het is nostalgie van de bovenste plank. Dit is de blues die je kunt verwachten in de Delta en eigenlijk zouden er meer van deze oudjes opgespoord moeten worden. ‘Going Down Slow’ en ‘Every Day I Have The Blues’ gaat hem nog redelijk goed af, de andere songs doet hij bijna in pratende vorm. Het vertrek van Billington verliep niet zonder slag of stoot. Hij kreeg zijn oude Ford Lincoln niet aan de praat en die moest met veel mankracht worden geduwd.
JP Soars & The Red Hots komen uit Florida en met z’n drieën vormen ze een leuke bluesband. John Paul Soars (gtr/voc) is een liefhebber van Johnny ‘Guitar’ Watson en diens stijl is terug te vinden in de keuze van hun songs.
Lucious Spiller (gtr/voc) en harper Rod Gilstrap zitten gemoedelijk naast elkaar op het podium. Spiller speelt en zingt aanvankelijk voornamelijk gospels en gaat later over op blues.
De linkshandige gitarist/zanger Sterling Billingsley, die in Helena woont en ook actief betrokken is bij de organisatie van het festival, heeft harper Stan Street aan zijn band toegevoegd. Dat komt de band ten goede want Billingsley wil nog wel eens van de echte blues afwijken en Stan houdt hem nu mooi in evenwicht.
Dat Lil’ Dave Thompson (gtr/voc) geen goede muzikant is zal ik niet zeggen maar de man boeit me doodeenvoudig niet. Zijn optreden verschilde niet veel met dat van een paar maanden geleden in Chicago en ook daar liep ik niet warm.
Waar ik uitermate warm voor loop is de nu volgende show met niemand minder dan onze eigen Little Boogie Boy. Jawel, op het grote hoofdpodium staat gitarist/zanger Hein Meijer uit Aalsmeer, Nederland in gezelschap van Robert Tooms (keyb/hrc), Doug McMinn (dms), Josh Roberts (bgtr) en later John Primer (gtr/voc). Glimlachend begroet Hein de enorme mensenmassa en zet Albert King’s ‘For The Love Of A Woman’ in. Het publiek reageert onmiddellijk al hebben ze geen idee wie Hein is. Een aantal mensen had ik op de hoogte gesteld over de prestaties van de super virtuoos spelende gitarist uit de lage landen. Het bleek dat ik geen woord teveel had gezegd. ‘He is really good’, vertrouwde bluesfan Lois Clark uit Illinois me toe. Tijdens Hein’s tweede nummer ‘Whole Lotta Lovin’’ zie ik zelfs mensen van hun stoelen opstaan om het allemaal nog beter te zien. Dan komt John Primer het podium op en hij stelt Hein aan het publiek voor: ‘Little Boogie Boy, Hein Meijer from Holland, yeah. Nadat John zijn Epiphone heeft ingeplugd, laat hij Hein nog geruime tijd in de spotlights staan om daarna zelf naar voren te komen. Het is dubbel genieten met deze twee kanjers op één podium. Robert Tooms vindt het helemaal geweldig. Hij verlaat zijn keyboard, pakt z’n camera en loopt regelrecht op Hein af en zoemt in. Op zijn website schrijft Tooms uitgebreid over dit gedenkwaardig optreden.
Of ik nu nog in de ban was van Hein en John of mijn aandacht teveel besteedde aan de dronken mensen die onze stoelen hadden ingenomen en nogal wat last veroorzaakten weet ik niet, maar The Cate Brothers, die de eerste festivaldag afsloten en doorgaans hoog op mijn verlanglijstje staan, viel tegen.
De tweede festivaldag ging gepaard met langdurige regen en daarbij was het ook nog behoorlijk koud. Na alle succes van gisteren was dit een tegenslag voor Little Boogie Boy die vandaag het festival opende op main stage als begeleider van Harmonica Shah. Weer mocht Hein een paar nummers solo spelen en dit keer koos hij de specifieke Howlin’ Wolf sound. Natuurlijk is het opnieuw genieten al blijft de regen een storende factor.
Voor de uiterst vrolijke dansmuziek van zydeco band Kevin Naquin and the Ossum Playboys geldt hetzelfde. Het publiek gaat nu eenmaal niet dansen in deze grote modderpoel.
De hele set van Dave Riley (gtr/voc) is gewijd aan de op 21 september overleden drummer Sam Carr. De trieste gezichten van Dave, Aubrey Morris (dms), Dave Riley Jr. (bgtr) en Big Jack Johnson (gtr/voc) spreken boekdelen. Big Jack Johnson die samen met Sam Carr en Frank Frost deel uitmaakte van de Jelly Roll Kings, zong een ontroerend lied over het leven van Carr.
Tenorsaxofonist James W. ‘Red’ Holloway speelt voornamelijk jazznummers. Het zou een mooie gelegenheid zijn om nu naar het andere podium te gaan waar op dit moment Arthur Williams de dienst uitmaakt. De tocht door de blubber weerhoudt me ervan.
Net op tijd kan de paraplu tijdelijk worden dichtgeklapt voor de ontzettend leuke show van Hubert Sumlin & Willie ‘Big Eyes’ Smith. Willy Smith (hrc/voc) die gekleed is in een lang orange shirt, is de publiekslieveling, ook bij mij kan deze man geen kwaad doen. Zowel Bob Stroger (bgtr) als Willie zijn bepaald geen geschoolde zangers. Al klinkt het bij tijd en wijle zo vals als de neten, deze heren spelen intens de echte Mississippi blues uit de grond van hun hart. Super gitarist Hubert Sumlin wordt eveneens op handen gedragen. Sumlin die jaren in de band van Howlin’ Wolf heeft gespeeld vertolkt hier diens songs. Zwakke schakel in het geheel is drummer Jimmy Mayes die voor Kenny Smith invalt.
Mijn poging om nog een beetje droog te blijven is volkomen mislukt. Ik berg m’n camera op en laat het fotograferen aan Onno over. Zo houden we er tenminste één droog. Zowel voor Billy Boy Arnold als voor Billy Flynn hadden we een foto cd van het optreden in Antwerpen meegenomen. Normaal gesproken is er wel een moment dat je de artiesten kunt benaderen maar met dit hondenweer blijven ze in de afgeschermde ruimte zitten. Pas wanneer beide heren op de bühne staan kan ik ze de cd’s geven. Billy Boy Arnold (gtr/hrc/voc) treedt in Chicago al jaren niet meer op in de bluesclubs. Je komt hem nog wel op festivals tegen zowel als bezoeker en als artiest. Hij schijnt weer in de running te zijn en dat is alleen maar goed. Billy Boy’s zwart geverfde haar steekt goed af bij zijn donkerrode outfit. Hij speelt afwisselend gitaar en mondharmonica. Dit laatste instrument houdt hij op een vreemde manier vast. Met de rechterduim, wijsvinger en linkerduim, alle andere vingers houdt hij rechtop. Bob Stroger, die is blijven bassen, zingt voor de verandering in zijn handdoek die over de microfoon hangt.
De een na laatste set is voor Michael Burks. Michael (gtr/voc) staat garant voor een portie onvervalste blues soms wat ruw van karakter maar altijd boeiend.
Voor afsluiter Bobby Rush lopen we niet meer warm. Zijn onderbroekenlol kennen we zo langzamerhand. We willen nog maar één ding en dat is snel naar het motel, de natte zooi uit en slapen.
Op de derde festivaldag is het koud en ziet de lucht er dreigend uit. Zanger/gitarist Joe Marks van Willie P & The NTO Band is met zijn aandeel in de show op main stage begonnen. Nadat Joe een paar leuke nummers heeft gezongen komt als een super vedette Willie P de planken op. Hij is gekleed in een zwart pak met goudkleurige accessoires van gebit tot schoen en zelfs de microfoon is goudkleurig. Willie’s repertoire bestaat uit stemmige ballades en soul.
Omdat het droog is en op sommige blubberplekken zelfs stro is gelegd maakt het de gang naar andere podia wat gemakkelijker. In Cherry Street is het vandaag een aaneenschakeling van bandjes. Eén daarvan is Little Jimmy Reed (gtr/hrc/voc) die het handig heeft aangepakt en met een geluidsband speelt.
Op Lockwood-Stackhouse stage zit Vince Cheney (gtr/hrc/voc). Vince maakt gebruik van een soort voetdrum dat bestaat uit een plank met rinkelende coladoppen, je moet maar op het idee komen.
Op het hoofdpodium staat intussen Hamilton Loomis (gtr/hrc/voc) het jonge talent uit Galveston, Texas. Loomis is een druk baasje die zijn publiek weet te imponeren. Hij speelt verschillende stijlen en maakt steevast een rondje door het publiek.
Van zangeres Reba Russell krijg ik zo langzamerhand een kunstkop. Niet alleen Reba, maar alle bandleden staan grotendeels met de rug naar hun toeschouwers en kijken alleen elkaar aan. Natuurlijk geniet ik van haar prachtige songs als ‘Move To Mississippi’, ‘I’m Ready’ en het dramatische ‘Send Me to the Electric Chair’ van Bessie Smith maar zing het voor ons en niet voor jezelf!
De meningen zijn vaak verdeeld wanneer één artiest het grote podium moet vullen. Dit is solist John Hammond (gtr/hrc/voc) toevertrouwd. Als iemand je weet te boeien dan maakt de grote van het toneel niet uit. Het was alweer zo’n twintig jaar geleden dat we Hammond voor het laatst in Paradiso in Amsterdam hebben gezien en de man lijkt op zijn grijze haardos na nauwelijks veranderd.
Tussen de optredens door ging ik even een kijkje nemen bij Bob Corritore en Dave Riley, die hun CD “Lucky To Be Living” presenteerden in het Delta Cultural Center.
Een laatste sprint naar Lockwood stage voor de verrichtingen van Spoonfed Blues w/Special Guest. Bob Rowell alias The Mississippi Spoonman heeft een aantal gasten om zich heen verzameld en mede door de gasten is het een leuk optreden. Bob die de set leidt is een matige zanger, hij moet het hebben van z’n geklepper met houten lepels. ‘Did you get the stuff’ vraagt hij na afloop aan me? (Bob wilde z’n dvd naar me opsturen om die te promoten) Ik kan hem geruststellen.
Vaste prik op het festival is Anson Funderburgh & The Rockets met daarin veel nieuwe gezichten. Lee McBee (voc/hrc) kon mij het minst bekoren terwijl duizendpoot Christian Dozzler (acc/key/hrc) zijn vele talenten meer dan waar maakt. Anson (gtr) is een vakman die staat voor kwaliteit. Hij wil nog wel eens funky geluiden presenteren maar vandaag speelt hij uitsluitend blues.
Aan het optreden van Pinetop Perkins & Bob Margolin had nog ‘And Friends’ toegevoegd kunnen worden, want zowel Billy Boy Arnold (hrc), Bob Corritore (hrc) en Billy Flynn (hrc/voc) fleurden mede de show op. Willie Smith die nu slagwerk verricht opent met ‘Big Boss Man’. Na een aantal songs door Margolin komt Pinetop het podium op. Hij speelt zijn vaste liedjes en kijkt daarbij bloedserieus. Dan komt plotseling Billy Flynn het toneel op en gedraagt zich alsof hij de hoofdact is. Dat mag ik wel, de doorgaans verlegen Flynn die hier helemaal uit zijn dak gaat. Wat een spektakel, zelfs Pinetop kijkt ervan op. Perkins zet een lange versie van ‘How Long Blues’ in. Er komt namelijk geen eind aan. Al een paar keer sta ik in de aanslag om een foto te maken zodra hij zijn gezicht van de microfoon afwendt maar dat moment blijft uit want Pinetop begint telkens opnieuw. Margolin krijgt het ook in de gaten, hij komt dichterbij en zet de eind tune in. Pinetop heeft nergens weet van en gaat onverdroten door. Tja, als je 96 bent kan het geheugen je wel eens in de steek laten. Uiteindelijk grijpt Pinetop’s begeleider in. Pinetop staat op van zijn pianokruk en wil het podium verlaten maar dat pikt het publiek niet. Als toegift speelt de super bejaarde pianist ‘Big Fat Mama’.
West-Coast harper Mitch Kashmar opent met het prachtige Sonny Boy Williamson nummer ‘Too Close Together’. Mitch, die begin dit jaar in Nederland optrad, blinkt vooral uit in de felle hoge tonen die hij op zijn mondharmonica weet te blazen. Kashmar heeft een aardige bandbezetting met Steve Edmonson (gtr), Nick Otis (zoon van bandleider Johnny Otis) aan drums en Bill Singletary op basgitaar.
De bandleden van Mitch moeten zich snel omkleden want ze spelen eveneens in de slotact van Jackie Payne & Steve Edmonson. Payne is een soulzanger terwijl trompettist Geechi Taylor en tenorsaxofonist Carl Green de jazz kant op gaan. De combinatie kan ons niet bekoren. We volgen het voorbeeld van de vertrekkende menigte en pakken ons boeltje bijeen. Het festival was super maar dat kunnen we van de weergoden niet zeggen.
Nanny Kajuiter